Luchtbrug naar Schier

Schiermonnikoog ,, Kom op jongens, graven.’’ Een groep eilanders baant met een schop een pad door de hoge sneeuwduinen op het Westerstrand. De doorgang is noodzakelijk om goederen en vooral brandstof die de veerboten aan boord hebben, achter de sneeuw- en duinenrij te brengen. Schiermonnikoog is een zwarte vlek in een witte omgeving die veel weg heeft van de Poolzee. Meters hoge sneeuwduinen, ijsrotsen, schotsen geven het wad een macaber maar boeiend gezicht.

In het dorp huppelen de konijnen en hazen rond. Op zoek naar voedsel. De fazanten laten zich uit de hand voeren. Honderden andere vogels zoals scholeksters vinden de dood. Iedere dag zwaait gemeentelijke voorman Harm Kruijer de rood- witblauwe banier. Op de geý ¨ mproviseerde landingsbaan loodst hij de vliegtuigen naar binnen. Beavers, die de post en kranten maar ook passagiers vervoeren. Het eilander isolement wordt met de dagelijkse luchtbrug opgeheven. Eind januari halen eilanders opgelucht adem. De dooi valt in. Het optimisme wordt snel de kop ingedrukt. Een paar dagen later regeert koning winter opnieuw. De Beavers blijven komen en gaan. ,, Hij komt. De veerboot haalt het”, schalt het op 7 februari door het dorp. De mensen van rederij Wagenborg slaagden erin met de veerboot de westpunt van het eiland te bereiken. De noodzakelijke brandstof kan worden gelost. De kachels kunnen weer branden, de fornuizen weer roken.

Schiermonnikoog krijgt in die barre maanden te maken met een nieuw vorm van toerisme. IJswandelaars die veelal vanaf Hornhuizen de oversteek wagen. Onbekendheid met het wad maar vooral de grilligheid van de natuur breek het merendeel zuur op.

Eilanders schieten te hulp en brengen een aantal veilig naar het dorp. Eenmaal op het eiland wagen de meesten zich niet aan de terugtocht. Zij kopen een kaartje voor de Beaver en vliegen naar Leeuwarden. De ijswandelaars brengen enige eilanders op het idee een route uit te zetten. Wadkenner Klaas Hellinga verkende enige dagen het wad. ,, En dan besluiten we te gaan’’, zegt Bouke Henstra. De zon schijnt als Klaas Hellinga, zijn zoon Clive, Bouke Henstra, Hessel Zijlstra en Jan Berend Bazuin goedgemutst en bij licht vriezend weer aan de route naar Hornhuizen beginnen. Een peulenschilletje, denken ze. Het pakt anders uit. IJsbergen van soms wel 5 meter hoog versperren de doortocht. De schotsen vragen veel van de conditie. Henstra: ,, Onderweg komen we een groepje met eilander Henk Visser tegen. Zij willen naar Schiermonnikoog maar keren halverwege terug. Het was afzien. Ik heb me vele malen afgevraagd waar we aan begonnen waren.’’ Rond twee uur bereiken ze de Groningse kust. In Hornhuizen smaakt de warme koffie extra lekker.

Vier eilanders maken de barre tocht terug. ,, We zijn hier gekomen en dan lukt de terugreis ook’’, zegt gids Hellinga. Jan Berend gaat niet mee. Hij gaat naar Groningen om zijn zieke moeder te bezoeken. Na ruim vijf uren klunen en klauteren, glijden en vallen komen de vier op het eiland aan. Een auto brengt hen naar het dorp.

Twee dagen later trekt Jilt Visser de hoge laarzen aan. Een uur later is hij terug. De wind en de vorst maakt van het wad een onherbergzaam oord met enkel valkuilen. Eind februari raakt Schiermonnikoog geheel geïsoleerd. Een dagenlange dikke mist maakt vliegtochten onmogelijk.

Begin maart valt de dooi in en is de Waddenzee weer bevaarbaar. Henstra nu: ,, Wij waren de laatsten die de tocht over het ijs hebben gemaakt. Ik denk niet dat dit feit herhaald zal worden. De strenge winters van toen zijn voorbij en de zwaardere motoren van een veerboot of ijsbrekers zorgen er voor dat het eiland over zee bereikbaar blijft.’’

Eilanders graven een doorgang naar de veerboot.
Foto Bouke Henstra

Jan Berend Bazuin, Wessel Zijlstra, Klaas Hellinga en Bouke Henstra bij een metershoge ijsberg op het wad.

Foto Clive Hellinga

Bron: Leeuwarder Courant 11-02-2003